Het was geen dag voor koffie bij Gerjan of een praatje bij de Mulder. De rust in het dorp werd ruw verstoord. Vandaag was de dag dat het nest, dat Els enkele weken geleden hoog in de boom had ontdekt, eindelijk geruimd zou worden. Het werd een dag van linten en sirenes, van auto’s met knipperlichten die de straat afzetten. Deuren en ramen gingen dicht, kinderen werden naar binnen geroepen en de katten zochten hun toevlucht onder de bank. Zelfs de duiven van Kees bleven stokstijf in hun hok, alsof ze voelden dat er iets groots stond te gebeuren.
En toen kwamen ze. Het leek wel of er astronauten waren geland. Mannen in pakken dikker dan een winterbij, schuifelend alsof ze een geheim ritueel gingen uitvoeren. De een droeg een bril zo groot als een verrekijker, de ander liep met een telefoon voor zijn gezicht alsof hij de hoornaars persoonlijk wilde interviewen.
Geen gif, geen vlammenwerper. Nee, ze kwamen gewapend met een lans en een stofzuiger die met gemak een hele hooiberg kon opslokken. Het sissen van de lans en het loeien van de zuiger vulden de lucht. De hoornaars, die woest rondzoemden, werden één voor één naar binnen gezogen. Het was een strijd zonder woorden, bijna plechtig, maar met een geluid dat je nog dagen zou achtervolgen. Af en toe vielen er complete brokstukken uit de boom, dreigend als vallende kometen. Meteen werden ze opgepakt in een ton gegooid en vernietigd. Geen ontsnapping mogelijk.
Els stond erbij met armen over elkaar, en zei: “Ik dacht eerst dat het een voetbal was, maar daarvoor was die te groot.” Verderop stond Sjefke, pet scheef op zijn hoofd. Hij bromde: “Bijen, hommels, wespen, het maakt ze niks uit. Alles wat zoemt is voer.” En Judith, die het anders alleen over taarten en vogelkransen heeft, vertelde vol overtuiging: “Als ge nie weet hoe een hoornaar eruitziet, dan herkent ge wel de ellende als ge er een ziet.” Zo werd het een dag vol spanning en verhalen. We stonden daar met een mengeling van opluchting en verwondering, Het hele dorp hield even de adem in, want zo’n dag, die vergeet je niet gauw.
En ik, ik stond achter het lint met mijn notitieblokje in mijn hand, met een tevreden gevoel in de wetenschap dat mijn bijtjes niet meer belaagd zouden worden en weer vrijuit konden uitvliegen. Want de natuur mag dan sterk zijn, ze is ook kwetsbaar. Een bijenvolk dat hier al eeuwen thuishoort, kan zomaar ten onder gaan aan een indringer die van ver komt. De Aziatische hoornaar hoort hier niet, en toch probeert hij zich een plaats te veroveren, gulzig en meedogenloos. Het is een strijd die niet zichtbaar is voor wie achteloos voorbijloopt, maar die wel beslist over het leven in onze tuinen, boomgaarden en velden.
En zo viel het nest, dankzij Els, dankzij de mannen in dikke pakken, en dankzij een dorp dat weet wanneer het in actie moet komen en wanneer het beter is om te zwijgen.
Reactie plaatsen
Reacties